zondag 17 oktober 2010

Alvaro: RENAISSANCE - deel 3

BOUWSTIJL:

VORMEN

Fronton
De bekroning van een gevel, venster of ingang wordt een fronton (ook wel pediment) genoemd. Het heeft over het algemeen een driehoeksvorm en werd vaak toegepast in de Klassieke Bouwkunst (van de Grieken en Romeinen). Met deze vorm werd de plaats van de entree benadrukt. Een timpaan (zie afbeeldingen) werd daar ook voor gebruikt. Deze stamt echter uit de Middeleeuwen.



Een timpaan:


Cymatium
In de klassieke bouwkunst kwam vaak een geprofileerde sierlijst voor, vaak gebeeldhouwd. Dit is een cymatium. Het woord is afgeleid van het Griekse kyma wat golving betekent. Het cymatium heeft dan ook in de doorsnede een golfvormig profiel. Er bestaan twee typen:
- Ionisch cymatium, ook wel eierlijst
Een reliëf dat als versiering op een bolle lijst is aangebracht. Het bestaat uit een afwisseling van bolle, eivormige en spitse pijlvormige elementen.



- Lesbisch cymatium
Een sierlijst waarvan de versiering bestaat uit gestileerd bladwerk.



Dorische orde
De Dorische orde is de oudste van de bouworden (de andere twee zijn de Ionische en Korinthische orde). 700 voor Christis was de Dorische orde in ontwikkeling en heeft als typische kenmerk de Dorische zuil. Bovenaan heeft de zuil een eenvoudig kapiteel (kopstuk) bestaande uit een vierkante dekplaat en een rond “kussen”. [afbeelding]
Strak en statig en 5 à 6 modulen hoog waren kenmerken voor de Dorische orde.
(De “modulus” is de diameter van de zuil aan de basis: alle afmetingen van het gebouw zijn te herleiden tot een breuk of veelvoud van deze modulus.)
De zuil heeft geen basement (en zo wel, dan is het een eenvoudig basement) en kent twintig gescheiden ondiepe groeven, ieder met een scherpe rand. Het heeft een opwaartse versmalling en een bolle kromming.
In de renaissance werd deze orde weer herleefd na een studie van oude geschriften. Er werd nauwkeurig vastgelegd hoe zuilen en hoofdgestel dienden te worden gedetailleerd.
Architectuurtheoretici zoals Andrea Palladio en Sebastiano Serlio beschreven en voerden de orde uit in hun gebouwen.





Ionische orde
Deze orde is oorspronkelijk afkomstig van de Ionische eilanden. In de vroege zesde eeuw voor Christus begon diens ontwikkeling. Vergeleken de Dorische zuil, is de Ionische zuil vrij slank en 8 tot 9 modulen hoog. De zuil heeft 24 groeven (ook wel “cannelures”)die gescheiden zijn door smalle platte banden in plaats van scherpe randen.
Opvallend is dat de zuil op een voetstuk staat en een versierd kopstuk heeft.
Het voetstuk bestaat bolvormig lijstwerk en het kopstuk is aan de hoeken versierd met een dubbele volute onder een dunne dekplaat. De volute is te zien op de afbeelding hiernaast, het is de spiraalvormige versiering, die horizontaal zijn verbonden met elkaar.



De zuilen dragen de architraaf, waarop afbeeldingen zijn gebeeldhouwd van mensen, mythologische figuren of dieren. Deze versiering wordt fries genoemd.
In de Italiaanse renaissance werd deze orde opnieuw toegepast. De detaillering werden nauwkeurig bepaald en is toegepast door vele renaissancearchitecten.





Korinthische orde
Van de drie ordes, is dit de jongste. In het Romeinse tijdperk kende deze de grootste verspreiding en is van oorsprong gecreeërd door een beeldhouwer, Calimachus.
De voet en de schacht zijn bijna identiek aan die van de Ionische orde, en het entablement erboven kan dat ook zijn, maar het kopstuk bestaat uit een dubbele rij acanthusbladeren, met kleine voluten op de hoeken.
Het is ook een bouwonderdeel dat nieuw leven werd ingeblazen tijdens de renaissance.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten